” ‘Vo voor de leden!”

Sinds een tijdje ben ik op zoek naar een nieuwe woonruimte. Na twee en een half jaar op mijn huidige stek ben ik vastgeroest en is het tijd voor iets nieuws. Via internet trof ik een advertentie voor een kamer in een bovenwoning aan de Utrechtse Oudegracht. Nota bene was de kamer nog betaalbaar ook!

Ik maakte een afspraak met de huisbaas om eens te kijken naar de kamer. Hij vertelde dat het huis voornamelijk bewoond werd door ‘wilde’ studenten, maar hij daar zo snel mogelijk verandering in wilde brengen. Hij was hun feestgedruis beu en wilde het huis opknappen, wat – volgens hem – met deze huurders dweilen met de kraan open was.
Vrijdagmiddag, 12 uur bij de voordeur. Beleefd besloot hij eerst aan te bellen, zoals dat hoort. Toen niemand open deed besloot hij zelf de deur te openen. Halverwege de trap zagen we dat het einde van de trap geblokkeerd werd door een jongeman. Zijn haar royaal ingevet, een uitpuilende buik bedekt door een ongestreken lichtblauw overhemd boven een bordeauxrode pantalon. Krakend sprak hij zijn eerste woorden van die dag:

“Zeg, jezus man, lul. Dat zijn toch geen tijden, man? Ik ben hartstikke brak, gozer!” zei hij met een strakke en nadrukkelijke kak.
“Ongelooflijk, man! Je weet toch dat we gister zijn wezen zuipen, gozer. Dit is toch veel te vroeg.”
De aanvankelijk onschuldige discussie tussen de huisbaas en Prins Pils ontwikkelde zich verder in de gemeenschappelijke ruimte. Deze ruimte kon beter beschreven worden als een brede gang met een enkele tafel, waar alle kamers aan grensden. Op de grond lagen losse bladzijden uit reclamefolders, halflege flesjes bier en de kapotgetrapte restanten van een zak chips. De houten stoelen lagen verslagen op het slagveld als gesneuvelde soldaten.
De huisbaas pikte zijn neerbuigende houding niet en wees hem even op het recht om als huisbaas de woning binnen te stappen als niemand de deur open deed.
“Jezus, man! Lul, je weet dat we bij het corps zitten! Haas! Dit is nou eenmaal wat we doen, man!” opperde het opperhoofd van de clan door de ruimte. In alle frustratie en trots balde hij zijn vuist, stak zijn arm dapper in de lucht, zoog zijn longen vol en brulde: “ ’VO VOOR DE LEDEN!”

Alle deuren van de overige bewoners bleven, in een walm van alcohol tot dan toe gesloten. Waar de sporen van het feest blijk gaven dat het de avond ervoor de negende cirkel van hel vol met bier, muziek en onzedelijke praktijken was – bewoond door een tiental Satyrs, feestend op de ondeugden des werelds – verkeerde het huis deze ochtend in een staat van evenwicht en kalmte. De serene rust werd in stand gehouden door het onschuldige, cyclische ademhalen van slapende mensen. Vers zonlicht kroop door het raam naar binnen en buiten klonk een goedaardig getjilp van vogels. Er was niets meer over van de onstuimige gebeurtenissen van de avond daarvoor.

De strijdkreet echode tussen de muren van het huis en drong de kamers van de studenten binnen. Even keek ik het opperhoofd verward aan, verbaasd door de overtuiging waarmee hij zijn strijdkreet brulde tot er achter een kamerdeur een zacht gemompel klonk: “ ‘Vo… ‘vo voor de leden..”
Achter een andere deur klonk hetzelfde gefluister: “Vo.. ‘vo voor de leden..” De twee aangrenzende deuren haakten aan: “ ‘Vo… ‘vo voor de leden..”
Beduusd bleven de huisbaas en ik staan. Krakend ging een deur achter ons open. In een kier van het deurkozijn glommen twee ogen in het duister. De deur opende verder tot een mythisch personage verscheen. “ ‘Vo…” sliste hij, “ …‘vo voor de leden..”
Op dat moment openden de andere deuren zich langzaam. Als schuchtere clanleden uit het oerwoud, man en vrouw, benaderden zij stapvoets en gehurkt hun prooi.
De stilte was tergender dan chaos in een moment van angst. “ ‘Vo..” spuwde een clanlid in een enkele adem tussen zijn lippen door. “..Voor de leden..”

Met een Afrikaans ritme vormden zij hun strijdkreet tot een synchrone symfonie:
“ ‘VO – VOOR DE LEDEN! ‘VO – VOOR DE LEDEN! ‘VO – VOOR DE LEDEN!”
De clanleden cirkelden om ons heen alsof wij angstige lammeren voor een rituele slachting waren, beslissend wie als eerste zou toeslaan. Het opperhoofd doorbrak de cirkel en stapte op ons af. Met een dodelijke kalmte sprak hij: “ ‘Vo. Voor de leden.”
Dood en kou huisden in zijn ogen. In een reflex schoot mijn rechtervuist uit mijn mouw, recht op zijn kaak. Als de bliksem zijn de huisbaas en ik in het moment van chaos gevlucht.

Toen we net buiten stonden, wandelde een geschoten ‘hertje’ diezelfde deur uit. Nog halfdronken wankelde ze langs ons heen, alsof ze er niets van mee had gekregen, en begroette ons vriendelijk voor ze tegen een paal liep.

Nog nahijgend van de gebeurtenis draaide de huisbaas zich naar mij toe en zei: “De kamer kost €400, inclusief gas, licht en water. Heb je nog interesse?”

Ik heb vriendelijk bedankt.

Een gedachte over “” ‘Vo voor de leden!”

Geef een reactie op Unidentified Black male Reactie annuleren